Naam: Paleis Noordeinde Den Haag
Type: paleizen;
Opdrachtgever: Koning Willem I
Uitgevoerd: ja
Bestaand: nee
Architecten: Noordendorp, A.J., 1815, verbouwing-; Ziesenis, B.W.H., 1815, verbouwing-; Greef, J. de, 1815, verbouwing-; Reede, Van, 1815, verbouwing-;
Bijdragen: onbekend -uitvoering-,
Adres: Noordeinde 68, 2514GL, Den Haag;
Archiefgegevens: Koninklijk Huisarchief/E9a IV Bb. 5
Bijzonderheden:

In 1815 werd prins Willem Frederik uitgeroepen tot Willem I, Koning der Verenigde Nederlanden. Als koning moest hij volgens de grondwet van 1814 in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden de beschikking krijgen over een zomer- en winterpaleis. Een hofcommissie moest de plannen daartoe voorbereiden. In afwachting van de bouw van een nieuw paleis voor Koning Willem I werd besloten het Oude Hof voorlopig te verbouwen tot winterpaleis. A. Noordendorp begon nu met zijn werk: het opmeten en in tekening brengen van het Oude Hof. In 1814 maakte hij onder andere een opstandtekening van het toen bestaande achterhuis. Ook legde Noordendorp de toestand van het grondplan van de eerste verdieping voor de verbouwing door Ziesenis en De Greef vast. Na de val van Napoleon werden de bureaus voor de paleizen en de landsgebouwen met elkaar verbonden tot één bureau, dat vanaf 1815 onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Waterstaat en Publieke Werken stond. Noordendorp verloor nu eigenlijk zijn redelijk zelfstandige positie als contrarolleur en werd een soort assistent van B.W.H. Ziesenis. Na diens schorsing op 29 juli 1816 kreeg J. de Greef de leiding over de bouw. Noordendorp fungeerde als een soort tussenpersoon tussen opdrachtgever, architect, leveranciers en ambachtslieden. Alle rekeningen werden ter goedkeuring naar hem gestuurd en door hem met een begeleidend briefje gestuurd naar de Minister of de Hofcommissaris. Na Ziesenis' schorsing vroeg Hofmaarschalk Graaf Van Reede, die nu de opperdirectie over de bouw kreeg, advies aan Noordendorp over hoe schade aan het gebouw tijdens de verbouwing (met name door het weer, omdat de ramen in de voorgevel nog niet waren aangebracht) kon worden voorkomen. Dit advies deed Noordendorp aan hem toekomen op 30 september 1816. Noordendorp ontving, zo blijkt uit een brief van het Ministerie te Brussel van 24 januari 1819, als salaris voor zijn ambt als Contrarolleur over 's Rijksgebouwen over de maand november in 1818 NLG 322,-. Hij schreef een bestek voor de verbouwing van het Paleis op 24 februari 1819. Op 25 juni 1819 werd in bijzijn van onder andere Contrarolleur A. Noordendorp ingeschreven voor werken en leverantiën welke gedaan moesten worden tot het verbouwen van het voorgedeelte van het Paleis. Deze werken waren opgenomen in een bestek van 8 juni 1819. Hoewel het minst was ingeschreven door A. Tollus en P. Mouton (NLG 52000,-) werd J. van Duyfhuijs tot aannemer verklaard (NLG 55555,-). Tollus en Mouton hadden eerder en later overigens verschillende werken bij de verbouwing van het Oude Hof aangenomen (1817, 1819, 1821, 1824 en 1825). Op 15 maart 1820 werd De Greef honorabel ontslagen, omdat hij benoemd was tot Directeur Stadswerken te Amsterdam. Hoewel hij belast bleef met het toezicht over de werken ter voltooiing van het paleis kwam nu veel van het werk terecht op Noordendorps schouders. In 1961-1966 had een restauratie plaats waarbij de voorgevel in zeventiende-eeuwse staat werd teruggebracht en het exterieur werd in de jaren tachtig teruggerestaureerd naar de oude staat. De empire-interieurs zijn bewaard gebleven.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...