Naam: Grote Schouwburg Rotterdam
Type: schouwburgen;
Uitgevoerd: ja
Bestaand: nee
Architecten: Verheul Dzn., J., 1884;
Bijdragen: Vos, J. -uitvoering hoofdgebouw-, Stelwagen, J.H. -uitvoering nevenbouw-,
Adres: Aert van Nesstraat, Rotterdam;
Prijsvraag: prijsvraag schouwburg Rotterdam
Bijzonderheden:

In 1884 werd een prijsvraag uitgeschreven ter verkrijging van een nieuwe schouwburg voor Rotterdam waarvoor de volgende acht architecten werden gevraagd: Giese en Weidner uit Dresden, J. Verheul Dzn. uit Rotterdam, G. Schnitger uit Oldenburg, Raschdorff uit Berlijn, Van Wijk uit Rotterdam, Dumont & Chambon uit Brussel, H.P. Vogel uit Den Haag en A.W. van Dam uit Rotterdam. Het ontwerp van Verheul met het motto Apollo werd gelijkwaardig geacht aan het ontwerp van de architecten Giese en Weidner, maar won de prijsvraag uiteindelijk toch. In de jury zaten onder meer L.H. Eberson, J. Gosschalk en E. Gugel. Verheul koos voor het interieur en exterieur een uitbundige Italiaans-renaissancistische bouwtrant, die in het laatste kwart van de negentiende eeuw erg in trek was, met name voor concertzalen en schouwburgen. Pilasters, lijsten en hoekblokken werden in natuursteen uitgevoerd, terwijl de muurdammen van rode baksteen waren. In totaal waren er 1300 plaatsen verdeeld over diverse rangen. Het toneel werd ontworpen door toneelmeester Rosenberg en was van zodanige afmetingen dat het voor de meest veeleisende opera's en toneelstukken gebruikt kon worden. De Rotterdamse schouwburg was een van de eerste die centraal verwarmd en mechanisch geventileerd moest worden. Het gebouw kan echter ook gezien worden als een laatste stuiptrekking van een Rotterdamse elite die zich liet bewegen tot de bouw van een imposante kunsttempel in een tijd dat de elite haar eigen cultuur nauwelijks meer actief ondersteunde. Voor de lagere klassen wierp het gebouw een grotere barri?re op dan de oude schouwburg aan de Coolsingel. De galerij was namelijk uitsluitend via de zijstraat toegankelijk en het galerijpubliek kon zich niet mengen met de betere standen. Het gebouw werd door het bombardement van 14 mei 1940 zwaar beschadigd, maar de zwartgeblakerde gevels stonden nog overeind, de kelders en fundering verkeerden in een redelijke staat en de trappenhuizen aan de zijkanten van het achtergebouw waren geheel intact gebleven. Verheul nam de toestand van het gebouw in acht en oordeelde dat zijn schouwburg herbouwd zou kunnen worden. Tot zijn teleurstelling werd de toneeltempel niet in de oude luister hersteld; de restanten werden in 1940 gesloopt. W.G. Witteveen, het toenmalige hoofd van de Dienst Stadsontwikkeling, had namelijk geen toestemming voor herbouw willen geven omdat het gebouw niet in zijn verkeersplan voor de nieuw binnenstad paste.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...