Naam: Stadhuis Deventer
Type: gemeentehuizen;
Opdrachtgever: Gemeente Deventer
Uitgevoerd: nee
Architecten: Eyck, A.E. van (Van Eyck & Bosch), 1966, 1967, uitbreiding bestaand stadhuis met publieke functie-; Bosch, Th.J.J. (Van Eyck & Bosch), 1966, 1967, ontwerpassistentie-;
Adres: , Deventer;
Archiefgegevens: NAi/BOSC n409, 2
Prijsvraag: Meervoudige opdracht uitbreiding stadhuis Deventer
Bijzonderheden:

Het bouwen in een historische omgeving vormt sinds de laatste decennia van de vorige eeuw ??n van de lastigste en gevoeligste ontwerpopgaven. De discussie hierover kwam op gang in de jaren zestig, toen de meedogenloze sloop van veel Nederlandse historische binnensteden strandde op veel verzet. In deze periode werd voor de vervangende nieuwbouw een beperkt architectonisch vocabulaire gebruikt. Veel architecten waren gevormd door het gedachtegoed van CIAM en toonden in het algemeen weinig respect voor de historische omgeving. Vaak werd gezocht naar (bruut) contrast. Dat leidde in veel gevallen tot nieuwe onvrede.
Aldo van Eyck realiseerde zich de moeilijkheidsgraad van de opgave voor de oude binnenstad van Deventer. Vanaf een terrasje uitkijkend op het plangebied, besloten Van Eyck en Bosch de knoop door te hakken: of niet meedoen of het bier opdrinken en onmiddellijk beginnen. Ze wisten wel hoe het niet moest: monolitisch, brutalistisch of monumentaal. Bovendien was hen vanaf het hoog gelegen terras iets bijzonders opgevallen: het daklandschap.
Het plan met het motto 'tussen de daken' werd niet gerealiseerd, maar het was van grote invloed op ontwikkelingen binnen de Nederlandse architectuur. De biograaf van Van Eyck, Francis Strauven, kwalificeerde het als het eerste naoorlogse utilitaire project dat het bestaande niet ontkende maar er iets aan toevoegde. In ieder geval vormde het een belangrijke aanloop tot een benadering die als contextualisme werd aangeduid.
Met de uitbreiding van het stadhuis had het gemeentebestuur van Deventer de ambitie aan te sluiten op de historische waardevolle, kleinschalige omgeving. De meest opvallende gebouwen in het centrum zijn het gedeeltelijk uit de 16de en 17de eeuw daterende stadhuis en de gothische kahedraal St. Lebu?nus, die op een steenworp afstand ligt van de rivier de IJssel.
Zij selecteerde in 1965 voor een eerste gejureerde ontwerpronde negen gerenommeerde architecten die werden geconfronteerd met een complex programma van eisen voor een uitbreiding van 5600 m2. In de tweede ronde werd uit drie ontwerpen, het plan van het bureau Van Eyck bekroond. De jury concludeerde dat de nieuwbouw 'niet contrasteerde met de oude stad, maar haar complementeerde.'
Het bijzondere van het plan was dat de structuur van de oude stad was verwerkt in de plancomponenten. Van meet af aan zochten Van Eyck en Bosch naar een structuur die qua vorm en ruimte gelijkwaardig was met de bestaande: een inpassing die in maat en schaal aansloot op de bestaande bebouwing maar qua materialisatie en kleur (rode betonnen muren) een eigentijds gezicht zou hebben. De inpassing moest worden verkregen door vier parallelle bouwstroken met mansardedaken, waarvan het hoogste dak lager is dan de nok van het oude stadhuis. Bepalend is een ruimtelijk weefsel van langs- en (opengewerkte) dwarsstructuren, waarin de bestaande parcellering is overgenomen.
Het belangrijkst ruimtelijk concept vormt de binnenstraat: de centrale hal in het stadhuis is geconcipieerd als een soort overdekte marktplaats. Waar contact met buiten mogelijk is, wordt dit gelegd, zoals door de luchtbrugverbinding tussen het oude en nieuwe stadhuis. Door de dichte bebouwing in het historisch centrum was zoveel mogelijk licht wenselijk. Dit wordt binnengelaten door het glas in de mansardekappen en via de glazen bouwstenen die zijn toegepast op plekken waar wel licht maar geen uitzicht is gewenst. Er was onvoldoende budget om het plan uit te voeren.

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...