Naam: Woningen en bedrijfsruimten Nieuwstraat e.o. Zwolle
Type: bedrijfsruimten; ,woningbouwcomplexen;
Opdrachtgever: Gemeente Zwolle, Sanders Verenigde Bedrijven
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: Bosch, Th.J.J. (Van Eyck & Bosch), 1970, 1973; Eyck, A.E. van (Van Eyck & Bosch), 1970, 1973; Ley, P. de (Van Eyck & Bosch), 1970, 1973, ontwerpassistentie-; Knemeijer, G. (Van Eyck & Bosch), 1970, 1973, ontwerpassistentie-; Trikt, F. van (Van Eyck & Bosch), 1970, 1973, ontwerpassistentie-;
Bijdragen: Sanders Verenigde Bedrijven, Arnhem, Produktiegroe -uitvoering-,
Adres: Waterstraat, Zwolle; Bitterstraat, Zwolle; Nieuwstraat, Zwolle;
Archiefgegevens: NAi/BOSC 12, 13, p1-p13, p14-p21, 14, 15, 16, f17, n423, 483
Bijzonderheden:

Theo Bosch bleef er nuchter onder. Experimentele woningbouw? Volgens hem was hier een standaard kwaliteit bereikt die eigenlijk ieder stadsvernieuwingsproject zou moeten hebben. Maar het ministerie van VROM had extra subsidie over voor een binnenstadsplan dat aansloot op de historische structuur en dat op een menging van wonen en werken gericht was. Baanbrekend was het zeker, in een periode dat het er slecht voor stond met de oude binnensteden. Er werd gesaneerd met weinig respect voor de bestaande bebouwing. Cityvorming was de doelstelling en die kon blijkbaar alleen worden verkregen met drastische ingrepen.
Net zoals in de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt waren Theo Bosch en Aldo van Eyck alleen bereid een stedenbouwkundig plan voor een deel van de Zwolse binnenstad te maken, als de rigoureuze sloopactiviteiten zouden worden gestopt en de geplande grootschalige verkeersweg op zijn minst ter discussie zou worden gesteld. Aan die voorwaarden werd in belangrijke mate tegemoet gekomen. Eerder dan in Amsterdam kreeg het bureau de kans te tonen hoe een oude binnenstad wordt vernieuwd, op basis van een visie die respect betuigt aan de sociale, historische en stedenbouwkundige structuur. 'De stadskern als donor', zoals Aldo van Eyck het verwoordde: 'binnensteden zijn alleen te redden door er weer te gaan wonen!' Het resulteerde in het eerste Nederlandse stadsvernieuwingsproject waarin de aangetaste fijnmazige stedenbouwkundige structuur werd hersteld en kleinschalige functiemenging werd toegepast.
Op basis van het aangepaste stedenbouwkundig plan van de modernist Sam van Embden voor de binnenstad, werkten Bosch en Van Eyck een deelgebied uit in het verpauperde, half gesloopte noordwestelijk deel. Hun uitgangspunt was met woningen en bedrijfsruimtes het karakteristiek van de binnenstad te behouden en daarbij ook dezelfde bewoners te laten terugkeren. Dit werd gestimuleerd door een zo groot mogelijke diversiteit in woningtypen, een streven dat steun vond bij de Vereniging van Vrienden van de Stadskern. De Zwolse woningbouwverenigingen distantieerden zich echter van het eerste plan waarin verhuurbare bedrijfsruimtes met woningen werden gecombineerd. 17 verschillende woningtypen met daarbinnen ook nog allerlei varianten werd als een te ingewikkeld project beschouwd.
De poging om woningwetwoningen te realiseren mislukte weliswaar, maar de betrokken aannemer-ontwikkelaar had positieve ervaringen opgedaan met een soortgelijk project van Paul de Ley op het Amsterdamse Bickerseiland. Sanders Bouwbedrijven trok het initiatief zoveel mogelijk naar zich toe. De geplande huurwoningen werden vrije sector- en premiekoopwoningen en ook de bedrijfsruimtes werden te koop aangeboden. Het ging om 5 woningen en 21 bedrijfsruimten. De schakeling van bedrijfsruimtes onderling of met een bovengelegen woning bleef als optie overeind. In tegenstelling tot de grote woningdifferentiatie werd de beoogde gevarieerde bewonerssamenstelling uiteindelijk niet bereikt. De woningen werden gewild bij yuppen 'avant la lettre', al zegt dat beslist iets over de kwaliteit van het woonmilieu. Van Eyck en Bosch hadden graag veel kinderen en bejaarden gezien, maar een- en tweepersoonshuishoudens gingen het buurtje domineren.
Hun ontwerp werd slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Zo werd de bouw afgeblazen van de geplande crescent aan het Rode Torenplein; een ingreep die het rommelig gebied ruimtelijk op orde had kunnen brengen. Het gapend gat aan de Steenstraat werd wel ingevuld, maar de belangrijkste nieuwbouw concentreerde zich rond een groene hof, waarmee de contouren van een ooit gesloten bouwblok werden hersteld. De vormgeving van deze semi-openbare hof, de hoge bebouwingsdichtheid en de aandacht voor de overgang van het priv?-domein van de woning naar de openbare ruimte gaven veel discussiestof en zetten uiteindelijk de toon voor een nieuwe aanpak. De dichtheid, kleinschaligheid en bouwstijl sluiten aan op de historische karakteristieken van de oude hanzestad. Een Berlagiaans robuuste baksteenbouw in een geabstraheerd historiserend gevelbeeld met halfronde bogen in de gevels. Met de mansardedaken wordt de parcellering uitgedrukt. De wisselende nokhoogtes en raampartijen dragen bij aan een gevarieerd straatbeeld. De hoge woningdichtheid komt de beslotenheid van de openbare ruimte ten goede. Het intensief ruimtegebruik en de krappe maatvoering verschaffen intimiteit die nergens naar benauwdheid neigt, niet in de laatste plaats vanwege de beperkte omvang van het project. Zo varieert de breedte van de arcade bij de winkels en werkplaatsen tussen de 1.20 tot 1.50 m en hebben de doorgangen naar de gemeenschappelijke erf het profiel van steegjes.
Inmiddels zijn de bomen en het struikgewas in de semi-openbare binnentuin volwassen. De niet-bewoner kan zich tussen het groen voortbewegend het gevoel bekruipen een indringer te zijn, maar niet onbespied, want de betrokkenheid op dit gemeenschappelijk binnengebied is verzekerd door priv?-tuinen, balkons, loggia's en woningtoegangen. Aan de rand van dit terrein is een split level verdiept parkeerterrein gesitueerd dat gedeeltelijk wordt overkluisd door woningen. De overgangsgebieden tussen priv? en openbaar zijn duidelijk bepaald. De voor die tijd baanbrekende zorgvuldige detaillering blijkt onder meer uit de vormgeving van de naar ingangsnissen voerende buitentrappen, met een grote halfronde prefab betonnen tree op straatniveau.
Karakteristiek voor de maisonnettes, parterrewoningen en portieketagewoningen is hoe met een relatief klein vloeroppervlak ruime en lichte woningen zijn gecre?erd. In verschillende woningen zijn vides toegepast. En al betreft de vide in de kleinere woningen uit niet veel meer dan een vergroting van het trapgat, het versterkt onbetwist de ruimtelijke werking. Na binnenkomst in de lage hal is het een verademing de woonruimte te betreden, die door het hoogteverschil en het strijklicht langs de muur als groot wordt ervaren. De bovenwoningen hebben daarbij nog het voordeel van de hoogte van de mansardekap. Om het daglicht zo ver mogelijk te laten binnendringen zijn waar mogelijk glazen binnenpuien toegepast. De parterrewoningen voor bejaarden worden voorzien van extra licht door een uitbouw met een glaskap. Doosvormige verblijfsruimtes komen nauwelijks voor, temeer omdat een groot aantal woningen vanwege de situatie schuine plattegronden heeft. Al met al is nagenoeg geen woning hetzelfde van vorm en draagt ook die diversiteit bij aan het baanbrekend karakter van het project. Tijdens het uitvoeringsproces leerde Bosch het constructiebedrijf kennen, waarmee hij voor de meeste belangrijke projecten in zee bleef gaan. Heyckmann was de huisconstructeur van Sanders Bouwbedrijf uit Arnhem. Het klikte dermate goed tussen Bosch en de mededirecteur Theo Jansen, dat Heyckman (net als bouwbedrijf De Nijs) een vaste keus werd.

  Literatuur

Illustraties:

Literatuur wordt geladen ...